Profetie in de Bijbel

Profetie

God belooft Abram het land Kanaän

Genesis 15:7-21 | Webmaster3 | ingevoerd: 17-12-2012
Profeet: God | Geadresseerde: Abram
Trefwoorden: Abram, Abraham, landbelofte, God, verbond

Samenvatting

God belooft aan het nageslacht Abram het land van de rivier van Egypte tot aan de Eufraat.

Bijbeltekst

7 Verder zei Hij tegen hem: Ik ben de HEERE, Die u uit Ur van de Chaldeeën geleid heb, om u dit land te geven om het in bezit te hebben.
8 Hij zei: Heere HEERE, waardoor zal ik weten dat ik het in bezit zal krijgen?
9 Hij zei tegen hem: Haal voor Mij een driejarige jonge koe, een driejarige geit, een driejarige ram, een tortelduif en een jonge duif.
10 Hij haalde al deze dieren voor Hem, deelde ze doormidden en legde de stukken tegenover elkaar; de vogels deelde hij echter niet.
11 Er kwamen roofvogels op de kadavers af, maar Abram joeg die weg.
12 En het gebeurde, toen de zon bijna onderging, dat er een diepe slaap op Abram viel. En zie, een grote, schrikwekkende duisternis viel op hem.
13 Toen zei God tegen Abram: Weet wel dat uw nakomelingen vreemdelingen zullen zijn in een land dat niet van hen is; zij zullen hen dienen en men zal hen vierhonderd jaar onderdrukken.
14 Maar ook zal Ik over het volk dat zij zullen dienen, rechtspreken en daarna zullen zij met veel bezittingen wegtrekken.
15 Maar ú zult in vrede tot uw vaderen heengaan; u zult in goede ouderdom begraven worden.
16 De vierde generatie zal hier terugkeren, want de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten is tot nu toe niet vol.
17 En het gebeurde dat de zon onderging en het donker werd; en zie, er was een rokende oven en een brandende fakkel, die tussen die stukken doorging.
18 Op die dag sloot de HEERE een verbond met Abram, en zei: Aan uw nageslacht heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af tot aan de grote rivier, de rivier de Eufraat:
19 de Kenieten, de Kenezieten, de Kadmonieten,
20 de Hethieten, de Ferezieten, de Refaïeten,
21 de Amorieten, de Kanaänieten, de Girgasieten en de Jebusieten.

Uitleg

Nadat God Abram een groot nageslacht heeft beloofd, vertelt God hem op welk land dit nageslacht recht heeft. Het gaat om het land van de rivier van Egypte af tot aan de Eufraat. Het gaat om het gebied waar deze stammen wonen: de Kenieten, de Kenezieten, de Kadmonieten, de Hethieten, de Ferezieten, de Refaïeten, de Amorieten, de Kanaänieten, de Girgasieten en de Jebusieten.

Met een bijzondere ceremonie wordt dit bezegeld. Die ceremonie gaat niet helemaal goed. Hij is de bedoeling dat beide partijen die een overeenkomst sluiten tussen de kadavers doorlopen. Abram valt in slaap en in plaats van hem, gaat een brandende fakkel tussen de stukken door. Daarmee is het een onvoorwaardelijk verbond geworden. Wat Abram ook doet, God zal Zijn belofte nakomen.

Interessant is ook dat Abram te horen krijgt dat zijn nageslacht een tijd in het buitenland zullen leven en daar vierhonderd jaar onderdrukt zullen worden. Daarmee wordt voorspeld wat in Egypte gebeurt. God profeteert ook dat Hij er recht over zal spreken. Later in Genesis lezen we wat dat betekent: het land zal door plagen getroffen worden.

Vervuld: ja

Alle onderdelen van deze profetie zijn vervuld:
- Het nageslacht van Abram heeft een tijd in Egypte gewoond;
- is daar onderdrukt;
- is teruggekeerd in het land dat God heeft beloofd.

Opmerkingen

Deze landbelofte wordt aangevochten door de islam. De islam erkent niet dat de joden in het beloofde land mogen wonen.

Gerelateerde profetieën

God laat Mozes het beloofde land zien (Deut. 34:1-4)
Landbelofte aan Abram (Gen. 12:1-7)
Opnieuw landbelofte aan Jakob en zegening (Gen. 35:9-13)