Jezus zal ooit de demonen straffen
Profeet: demonen | Geadresseerde: Jezus, christenen
Trefwoorden: demonen, Jezus, wederkomst
Samenvatting
Als Jezus de demonen wil uitwerpen, doen de demonen een opmerkelijke uitspraak. Ze weten dat ze ooit door Jezus gepijnigd zullen worden.
Bijbeltekst
29 En zie, zij riepen: Jezus, Zoon van God, wat hebben wij met U te maken? Bent U hier gekomen om ons te pijnigen vóór de tijd?
30 En ver bij hen vandaan was een grote kudde varkens aan het weiden.
31 De demonen smeekten Hem: Als U ons uitdrijft, sta ons dan toe dat wij in die kudde varkens gaan.
32 En Hij zei tegen hen: Ga. En zij gingen uit hen weg en trokken in de kudde varkens; en zie, de hele kudde varkens stortte van de steilte af de zee in, en zij stierven in het water.
33 En zij die ze weidden, vluchtten; en toen zij in de stad gekomen waren, berichtten zij al deze dingen én wat er met de bezetenen gebeurd was.
34 En zie, heel de stad liep uit, Jezus tegemoet; en toen ze Hem zagen, smeekten ze Hem of Hij uit hun gebied wilde vertrekken.
Uitleg
In deze geschiedenis waarin Jezus demonen uitwerpt, is - profetisch gezien - vooral vers 29 interessant. De demonen roepen daar: "Jezus, Zoon van God, wat hebben wij met U te maken? Bent U hier gekomen om ons te pijnigen vóór de tijd?"
De demonen:
- weten dat ze Jezus voor zich hebben.
- erkennen dat Jezus Zoon van God is.
- weten dat er een tijd komt dat ze gepijnigd worden.
- weten dat Jezus die pijniging gaat brengen.
Die tijd is kennelijk nog niet gekomen, want de demonen krijg toestemming om in een kudde varkens te gaan.
Vervuld: nee
De tijd dat de demonen gestraft worden, is nog niet gekomen. Dat gebeurt pas bij de wederkomst van Jezus. Het is dezelfde Jezus die tweeduizend jaar geleden in Israël rondliep.
Opmerkingen
Interessant is hier dat zelfs de demonen erkennen dat Jezus de Zoon van God is.
Uit deze tekst is niet helemaal duidelijk bij hoeveel mannen de demonen worden uitgeworpen. We lezen dat twee mannen bezeten waren, maar mogelijk wordt het uitwerpen van demonen bij één man beschreven. Dat beschrijven Markus 5:1-20 en Lukas 8:26-39 namelijk ook.