Opnieuw landbelofte aan Jakob en zegening
Profeet: God | Geadresseerde: Jakob
Trefwoorden: Jakob, Israël, landbelofte, zegen
Samenvatting
God bevestigt de eerdere landbelofte aan Jakob en zegent hem.
Bijbeltekst
10 God zei toen tegen hem: Uw naam is Jakob, maar uw naam zal voortaan niet meer Jakob luiden, maar Israël zal uw naam zijn; en Hij gaf hem de naam Israël.
11 Verder zei God tegen hem: Ik ben God, de Almachtige. Wees vruchtbaar en word talrijk. Een volk, ja, een menigte van volken zal uit u ontstaan; koningen zullen uit uw lichaam voortkomen.
12 Dit land, dat Ik Abraham en Izak gegeven heb, dat zal Ik aan u geven; en aan uw nageslacht na u zal Ik dit land geven.
13 Toen voer God op, bij hem vandaan, van de plaats waar Hij met hem gesproken had.
Uitleg
God zegt dat Jakob terug moet gaan naar Bethel, de plaats, waar Jakob eerde de landbelofte en debelofte van een groot nageslacht kreeg. Dit keer moet Jakob er een altaar bouwen. Als hij er is aangekomen verschijnt God aan hem.
- God verandert de naam Jakob in Israël.
- God zegent Israël: hij zal uitroeien tot veel volken.
- Het land dat God eerder aan Abraham en aan Isaak heeft gegeven, geeft God ook aan Israël en zijn nageslacht.
Vervuld: ja
Israël is gezegend met een groot nageslacht en veel volken zijn uit hem voortgekomen. Het verre nageslacht van Israël woont inmiddels in het land Israël.
Gerelateerde profetieën
God laat Mozes het beloofde land zien (Deut. 34:1-4)
God belooft Abram het land Kanaän (Gen. 15:7-21)
Landbelofte aan Abram (Gen. 12:1-7)