Jezus kondigt aan hoe Hij gedood zal worden
Profeet: Jezus | Geadresseerde: discipelen
Trefwoorden: Jezus, lijden, kruisiging, aankondiging
Samenvatting
Jezus zegt dat Hij bespot, gegeseld en gekruisigd wordt, en vertelt wie dat zullen doen.
Bijbeltekst
18 Zie, wij gaan naar Jeruzalem en de Zoon des mensen zal aan de overpriesters en schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen;
19 en zij zullen Hem aan de heidenen overleveren om Hem te bespotten en te geselen en te kruisigen; maar op de derde dag zal Hij opgewekt worden.
Uitleg
Onderweg naar Jeruzalem vertelt Jezus Zijn discipelen wat daar met Hem gaat gebeuren. Anders dan bij eerdere aankondigingen zegt Jezus nu ook wie hierbij betrokken zullen zijn: overpriesters, schriftgeleerden en heidenen.
1. Hij wordt overgeleverd aan overpriesters en schriftgeleerden.
2. Zij zullen hem ter dood veroordelen.
3. Zij zullen hem aan de heidenen overleveren.
4. Hij zal door de heidenen bespot, gegeseld en gekruisigd worden.
5. Hij zal op de derde dag opgewekt worden.
Vervuld: ja
Deze profetie die Jezus over zichzelf uitsprak is helemaal uitgekomen.
Hoe de overpriesters en schriftgeleerden hem ter dood veroordeelden worden beschreven in Mat.26:57-75, Mat.27:1-2, Mar.14:53-72 en Mar.15:1, Luk.22:54-71 en Joh.18:13-24.
Zijn Romeinse processen worden beschreven in Mat.27:2-26, Mar.15:2-15, Luk.23:1-25 en Joh.18:28-19:16.
Zijn kruisiging wordt beschreven in Mat.27:27-54, Mar.15:16-39, Luk.23:26-49 en Joh.19:38-42.
Zijn verschijningen na zijn opstanding worden beschreven in Mat.28:9-20, Mar.16:9-20, Luk.24:13-53 en Joh.20:1-21:25.
Gerelateerde profetieën
Jezus zegt dat Hij verraden wordt, zal sterven en zal opstaan (Mat. 17:22-23)
Jezus kondigt zijn lijden aan (Mat. 16:21)
Jezus profeteert dat Hij zal lijden en opstaan uit de dood (Mat. 17:1-13)
Jezus kondigt zijn vertrek aan (Mat. 9:14-17)
Jezus kondigt Zijn lijden, dood en opstanding aan (Mar. 8:31-33)
Derde aankondiging van het lijden (Luc. 9:43-45)
Jezus vertelt wat met Hem in Jeruzalem zal gebeuren (Luc. 18:31-34)